VISUAL-WEBSITE-contentvisual horizontal img@2x

Het keuzebeding: hoe bescherm ik mijn echtgeno(o)t(e) maximaal?

  • 10 februari 2022
  • Juridisch

Wie vandaag zijn successie wil plannen moet er rekening mee houden dat sommige technieken een definitief en onherroepelijk karakter hebben. Maar als u gehuwd bent onder een gemeenschapsstelsel1 , kan u alvast gebruik maken van een planningsinstrument waarbij de langstlevende echtgenoot pas na het overlijden van zijn/haar partner moet kiezen hoe de huwelijksgemeenschap te verdelen. Let wel op: u moet hiervoor nu al de nodige stappen zetten.

Wie gehuwd is onder een gemeenschapsstelsel bouwt samen met zijn echtgeno(o)t(e) een gemeenschappelijk vermogen op. Bij het overlijden van één van de echtgenoten moet dit gemeenschappelijk vermogen vereffend en verdeeld worden. Koppels die vandaag een huwelijkscontract laten opstellen (of echtparen die hun bestaand huwelijkscontract laten wijzigen) staan dan ook voor een moeilijke keuze: wensen zij de langstlevende van hen optimaal te beschermen door aan deze laatste de volledige huwelijksgemeenschap in volle eigendom toe te kennen wanneer één van hen overlijdt? Of hebben zij meer oog voor de fiscale gevolgen en nemen zij genoegen met een oplossing waarbij ze zo weinig mogelijk erfbelasting2 moeten betalen? Afhankelijk van de familiale en patrimoniale situatie op dat ogenblik kan het antwoord op deze vraag er heel anders uitzien.

De huwelijksgemeenschap pas verdelen na het overlijden

Om aan deze bekommernis tegemoet te komen heeft de notariële praktijk het keuzebeding ontwikkeld (ook ‘optioneel beding’ genoemd). Deze clausule moet in het huwelijkscontract3 opgenomen worden en biedt aan de langstlevende echtgenoot de mogelijkheid om de beslissing over de wijze waarop de huwelijksgemeenschap4 moet worden verdeeld, uit te stellen tot na het overlijden van de eerststervende echtgenoot. De langstlevende kan dan kiezen welke gemeenschapsgoederen hij of zij zelf wil houden en welke goederen deel uitmaken van de nalatenschap van de eerstoverleden echtgenoot (en verdeeld worden volgens het wettelijk of testamentair erfrecht). De langstlevende kan dan bij deze keuze rekening houden met de familiale en patrimoniale omstandigheden op dat ogenblik: de eigen leeftijd en de leeftijd van de kinderen, het vermogen op dat moment, de financiële behoeften, de relatie met de (schoon)kinderen, fiscale gevolgen, enz.

Voordelen van het keuzebeding

Het keuzebeding biedt dan ook meerdere voordelen voor het gemeenschappelijk vermogen op financieel, fiscaal en burgerrechtelijk vlak:

  • Na het overlijden van één van de echtgenoten staat de langstlevende in een sterkere (onderhandelings)positie om, bijvoorbeeld, met de kinderen tot bepaalde afspraken te komen. Bij een mindere verstandhouding met de (schoon)kinderen kan hij/zij opteren voor de toebedeling van de gemeenschap in volle eigendom. In het andere geval kiest hij/zij best voor een toewijzing voor de helft in volle eigendom en voor de helft in vruchtgebruik (waardoor de erfbelasting minder zwaar zal uitvallen). Daarnaast kan een maximalisatie van de controle ook aangewezen zijn om de ‘ongemakken’5 op te vangen, wanneer een minderjarige tot de nalatenschap komt.
  • Wanneer een deel van het familiaal vermogen al werd overgemaakt aan de kinderen zorgt het keuzebeding voor een maximale zekerheid op het behouden (lees: niet weggeschonken) vermogen. Inderdaad, bij het overlijden van de eerste echtgenoot kan de langstlevende er dan voor opteren om het resterend gemeenschappelijk vermogen in volle eigendom naar zich toe te trekken. Dergelijke toebedeling is fiscaal niet interessant gelet op de meerkost naar erfbelasting toe, en beschouwt men dus eerder als een soort ‘noodrem’, bijvoorbeeld bij een financieel tekort, een verstoring van de familiale band met de (schoon)kind(eren), enz.
  • Het beding laat toe beter in te spelen op de regeling rond de gezinswoning. Aangezien de vererving van de gezinswoning tussen echtgenoten in de drie gewesten van ons land vrijgesteld is van erfbelasting, kan de langstlevende echtgenoot dan bijvoorbeeld beslissen om de gezinswoning in volle eigendom over te nemen (vrijgesteld van erfbelasting), om deze daarna te verkopen en vervolgens een deel van de verkoopprijs fiscaalvriendelijk te schenken aan de kinderen.
  • Het burgerlijk recht aanziet de toebedeling van het gemeenschappelijk vermogen op grond van het keuzebeding in beginsel6 niet als een schenking maar als een huwelijksvoordeel onder bezwarende titel. Hierdoor zijn de voordelen die de langstlevende echtgenoot verkrijgt uit de werking van het keuzebeding in principe niet vatbaar voor inkorting.

Voorzie voldoende keuzemogelijkheden

Een goed opgesteld keuzebeding is zo geschreven dat het aan de langstlevende toelaat om alle mogelijke keuzes uit te oefenen: bijvoorbeeld de helft van alle gemeenschapsgoederen in volle eigendom en andere helft in vruchtgebruik (wettelijke regeling) of ook een integrale toebedeling van alle gemeenschapsgoederen in volle eigendom (langst-leeft-al-heeft) en alle mogelijke varianten tussenin. U kan hierbij zelfs afzonderlijke keuzemogelijkheden voorzien voor de toebedeling van de gezinswoning (vrijgesteld van erfbelasting), het buitenverblijf, de kunst- of oldtimercollectie, één of meerdere beleggingsportefeuille(s), enz. Ondernemers voorzien best in een afzonderlijke keuzemogelijkheid voor de verdeling en/of toebedeling van hun onderneming of vennootschap. In dat opzicht is het aangewezen om uw bestaande keuzebeding onder het licht te houden en zo nodig te actualiseren. De huidige keuzebedingen worden vandaag vaak veel ruimer en gedetailleerder beschreven dan in het verleden.

In het keuzebeding zorgen we voor ruim omschreven keuzemogelijkheden voor de langstlevende.

De praktijk kent heel wat formuleringen van het keuzebeding (of optioneel beding). Het lijkt ons in dit kader alleszins aangewezen om te voorzien in zowel een vooruitmaking van één of meerdere gemeenschapsgoederen als in een ongelijke verdeling van de huwelijksgemeenschap.

De vooruitmaking met keuze, al dan niet onder last heeft tot doel bij het overlijden van één van beide echtgenoten aan de langstlevende de middelen te geven om vóór elke verdeling, een geldsom, een aantal goederen in natura, een hoeveelheid of een percentage van een bepaalde categorie van goederen uit de gemeenschap vooraf te nemen. Na deze vooruitmaking wordt het restant van het gemeenschappelijk vermogen in principe bij helften verdeeld (waarbij de helft vererft volgens de wettelijke vererving en de andere helft in volle eigendom toebehoort aan de langstlevende echtgenoot), tenzij gebruik wordt gemaakt van het beding van ongelijke verdeling (zie verder). Bij een beding van vooruitmaking lijkt er unanimiteit te bestaan over het feit dat de overige erfgenamen niet moeten instemmen met de waardering van de goederen en over het feit dat de langstlevende echtgenoot bij vooruitmaking van onroerende goederen geen verdeelrecht verschuldigd is.

De ongelijke verdeling met keuze, al dan niet onder last heeft tot doel aan de langstlevende het recht te geven om bij de verdeling van het gemeenschappelijk vermogen (na een eventuele vooruitmaking, zie hierboven) een ander breukdeel dan de helft van dit vermogen toebedeeld te krijgen in volle eigendom, in blote eigendom of in vruchtgebruik. Bij een beding van ongelijke verdeling met keuze stellen sommigen dat het verdeelrecht7 verschuldigd zou zijn op de waarde van een onroerend goed dat de langstlevende echtgeno(o)t(e) (geheel of gedeeltelijk) naar zich toetrekt. Bovendien dienen de erfgenamen bij een keuzebeding toe te stemmen in de waardering van de goederen.

De redactie van het keuzebeding vergt steeds maatwerk.

Het lijkt ons dan ook aangewezen om zowel een beding van ongelijke verdeling als een beding van vooruitmaking te voorzien. Op die manier kan de langstlevende echtgeno(o)t(e) op het ogenblik van overlijden kiezen op welk beding hij of zij zich wenst te beroepen, afhankelijk van de dan geldende visies.

U kan hierbij ook de positie van de langstlevende bijkomend versterken door uitgebreide modaliteiten te voorzien voor het geval deze laatste zou kiezen voor een toewijzing in vruchtgebruik. U kan dan bijvoorbeeld uitdrukkelijk bepalen dat de vruchtgebruiker exclusief bevoegd is om het beheer van de aan het vruchtgebruik onderworpen goederen waar te nemen of dat het vruchtgebruik zonder akkoord van de langstlevende onomzetbaar is.

Het is daarnaast ook belangrijk om in het keuzebeding dwingend vast te leggen op welke manier de langstlevende de gemaakte keuze zal uitdrukken (bijvoorbeeld door een verklaring in de aangifte van nalatenschap of bij notariële akte) en binnen welke termijn hij/zij deze keuze zal maken (bijvoorbeeld binnen de vijf maanden na het overlijden).

Voorzie in het keuzebeding ook een default-optie voor het geval de langstlevende geen (of geen tijdige) keuze maakt of kan maken8. In de meeste gevallen is een verdeling van de gemeenschap bij helften aangewezen (de ene helft voor de langstlevende, de andere helft voor de nalatenschap). In sommige (oudere) keuzebedingen wordt soms een ‘langst-leeft-al-heeft’-clausule als default-optie weerhouden. Dit is vaak fiscaal de duurste optie en u kan overwegen om uw huwelijkscontract op dit punt te herformuleren.

Vermijd ook dat uw keuzebeding uitdrukkelijk bepaalt dat de langstlevende de keuze ‘persoonlijk’ moet uitoefenen. Dan behoudt de langstlevende de mogelijkheid om de keuze te laten uitoefenen door een lasthebber, bijvoorbeeld wanneer zijn/haar zorgvolmacht9 uitdrukkelijk in deze mogelijkheid voorziet.

Fiscaal

De belastingadministratie moet de door de langstlevende echtgenoot gemaakte keuze aanvaarden en zal erfbelasting heffen afhankelijk hiervan. Door de werking van het huwelijksvermogensrecht heeft de langstlevende sowieso recht op de helft van de huwelijksgemeenschap (in volle eigendom) en hij/zij kan deze behouden zonder fiscale gevolgen. De langstlevende zal evenwel erfbelasting verschuldigd zijn op de goederen die hij/zij via het keuzebeding bekomt, boven op de eigen helft10. Wanneer de langstlevende beslist om één of meerdere gemeenschapsgoederen in volle eigendom over te nemen, zal bovendien de successiedruk op zijn/haar nalatenschap toenemen (tenzij hij/zij deze goederen zou verbruikt hebben of zelf verdere stappen inzake successieplanning zou ondernomen hebben).

Besluit

Echtgenoten die elkaar maximaal comfort en bescherming willen geven beschikken hiervoor over een eenvoudig en goedkoop instrument. Met een keuzebeding in hun huwelijkscontract kan de langstlevende partner beslissen welke gemeenschappelijke goederen hij of zij bij zich wil houden. Kortom, voor wie gehuwd is onder het gemeenschapsstelsel is een keuzebeding een nuttige aanvulling.

1Het gaat hierbij onder meer over koppels die gehuwd zijn onder het wettelijk stelsel of zonder huwelijkscontract.
2Hoewel de termen ‘schenk- en erfbelasting’ enkel in het Vlaams Gewest gebruikt worden (en we in het Brussels Hoofdstedelijk en Waals Gewest spreken van ‘schenkings- en successierecht’) zullen we voor de leesbaarheid van deze bijdrage uniform de termen ‘schenk- en erfbelasting’ hanteren.
3Het keuzebeding kan bij de aanvang van het huwelijk in het huwelijkscontract opgenomen worden, maar het kan ook bij een latere wijziging van het huwelijkscontract ingelast worden. De tussenkomst van een notaris is evenwel altijd noodzakelijk.
4Deze clausule is niet van toepassing op goederen die deel uitmaken van het eigen vermogen van de eerstoverleden echtgeno(o)t(e), bijvoorbeeld goederen die hij/zij verkreeg ingevolge een schenking of erfenis, en waarvan het eigen karakter kan worden bewezen.
5Denk maar aan de tussenkomst van de vrederechter, de problematiek van de ‘onbeschikbaarheid’ van de goederen door een minderjarige verkregen naar aanleiding van een nalatenschap, de inmenging van derden, enz.
6Het Burgerlijk Wetboek kwalificeert een inbreng in het gemeenschappelijk vermogen in combinatie met een ongelijke verdeling van het gemeenschappelijk vermogen als een schenking (en dus vatbaar voor inkorting) voor het aandeel boven de helft in het gemeenschappelijk vermogen dat aan de langstlevende echtgenoot wordt toegewezen in waarde op de dag van de verdeling. In aanwezigheid van niet-gemeenschappelijke kinderen worden huwelijksvoordelen nog sneller aanzien als een schenking.
7Het verdeelrecht wordt dan toegepast op de volledige waarde van het onroerend goed. Het bedraagt 2,5% als het onroerend goed gelegen is in het Vlaams Gewest, en 1% voor de onroerende goederen gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk of Waals Gewest.
8Bijvoorbeeld omdat de langstlevende zich in de onmogelijkheid bevindt om zijn/haar wil te kennen te geven ingevolge ouderdom, ziekte, ongeval, kort opeenvolgend overlijdens, vergetelheid, laattijdigheid, enz.