Nieuwigheden in het dubbelbelastingverdrag tussen België en Frankrijk
- 18 mei 2022
- Juridisch
Heeft u Frans vastgoed of aandelen in een Franse vennootschap? Dan dient u rekening te houden met het dubbelbelastingverdrag. Dat bepaalt in welk land welke belastingen betaald moeten worden. Op 9 november 2021 ondertekenden België en Frankrijk een nieuw dubbelbelastingverdrag, na lang onderhandelen. Dit nieuwe verdrag zal op termijn het huidige dubbelbelastingverdrag vervangen dat al dateert van 1964 en doorheen de jaren een aantal keren werd aangepast. Het zou op 1 januari 2023 in werking kunnen treden. Dit artikel gaat dieper in op het nieuwe verdrag en enkele van de bepalingen die werden overeengekomen.
Het doel van het nieuwe dubbelbelastingverdrag
Officieel heet het dubbelbelastingverdrag “Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Franse Republiek voor het vermijden van dubbele belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen en voor het voorkomen van het ontwijken en het ontduiken van belasting.”
Het doel van het nieuwe verdrag is tweeledig:
- Dubbele belasting vermijden zodat een inkomen of vermogen niet tweemaal (of omgekeerd, helemaal niet) belast wordt, door de regels vast te leggen die bepalen welk land (België en/of Frankrijk) bevoegd is om een bepaald inkomen of vermogen te belasten.
- Het voorkomen van belastingontwijking en belastingontduiking.
Wanneer dit nieuwe verdrag precies in werking treedt, is moeilijk te voorspellen. In België dient een dubbelbelastingverdrag immers te worden goedgekeurd door verschillende parlementen (het federale, gewestelijke en gemeenschapsniveau). Een vlotte goedkeuring zou er kunnen voor zorgen dat het nieuwe verdrag op 1 januari 2023 in werking treedt.
“Een vlotte goedkeuring zou er kunnen voor zorgen dat het nieuwe verdrag op 1 januari 2023 in werking treedt."
Wat betekent dit voor u? Hieronder vindt u een niet-exhaustief overzicht van een aantal bepalingen uit het nieuwe verdrag die relevant kunnen zijn als u een Belgisch fiscaal rijksinwoner bent. Het geschetste overzicht is dan ook in eerste instantie gericht op Belgische natuurlijke personen.
Franse dividenden ontvangen door een Belgisch rijksinwoner
Het nieuwe verdrag verlaagt het maximale tarief dat de bronstaat (in dit geval Frankrijk) mag inhouden op uitgekeerde dividenden van 15% naar 12,80%. Deze tariefdaling levert weinig op voor Belgische rijksinwoners aangezien de verlaagde Franse bronheffing op dividenden al 12,80% bedraagt. Het verlaagde tarief kan bovendien slechts onder bepaalde voorwaarden worden bekomen zodanig dat wij in de praktijk veelal toepassing zien van het standaardtarief van de Franse bronheffing. Dit standaardtarief bedraagt 25% sinds 1 januari 2022. In België blijft het ontvangen nettodividend, na inhouding van Franse bronheffing, bovendien belast aan een tarief van 30%.
Om die reden kunnen Belgische rijksinwoners die een Frans dividend ontvangen in principe zwaarder belast worden onder het nieuwe verdrag. Een Belgische internrechtelijke verrekening (het zogenaamde ‘forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting’) die is voorzien in het huidige verdrag werd namelijk afgeschaft. Door deze verrekening wordt de Franse bronheffing momenteel (ruimschoots) ongedaan gemaakt. Deze huidige Belgische verrekening bedraagt 15% van het nettodividend, dat is het dividend dat in België toekomt na inhouding van de Franse bronheffing.
“Belgische rijksinwoners die een Frans dividend ontvangen kunnen in principe zwaarder belast worden onder het nieuwe verdrag door de afschaffing van een Belgische internrechtelijke verrekening”
Deze wijziging kan het best geïllustreerd worden aan de hand van een cijfervoorbeeld: zoals u hieronder kunt zien, zal een Belgisch rijksinwoner die een Frans brutodividend van 100 euro ontvangt onder het nieuwe verdrag een nettodividend van EUR 61,04 overhouden terwijl dat onder het huidige verdrag doorgaans 74,12 euro is. Het cijfervoorbeeld gaat uit van een Franse belasting van 12,80%, maar zoals gezegd zal die in de praktijk doorgaans 25% bedragen.
Huidige regeling | Nieuwe regeling | |
Brutodividend Franse belasting |
100 12,80% |
100 12,80% |
Nettodividend 'aan de grens' Belgische roerende voorheffing |
87,20 30% |
87,20 30% |
Nettodividend Belgische verrekening |
61,04 13,08 (87,20 x 15%) |
61,04 - |
Nettodividend | 74,12 | 61,04 |
Meerwaarden van onroerend goed-vennootschappen en uitkeringen door een Franse Société Civile Immobilière
Een volgende wijziging heeft betrekking op meerwaarden die Belgische rijksinwoners realiseren op aandelen in Franse onroerend goed-vennootschappen, zoals bijvoorbeeld een Franse Société Civile Immobilière (SCI).
Doorgaans zijn voordelen die iemand verkrijgt uit de vervreemding van goederen belastbaar in de staat waarvan de vervreemder fiscaal inwoner is. Zo worden – op enkele uitzonderingen na – meerwaarden die worden verkregen uit de verkoop van aandelen, of andere rechten in een vennootschap, in principe belast in de staat waar de verkrijger van deze voordelen zijn fiscale woonplaats heeft.
Het nieuwe verdrag tussen België en Frankrijk neemt evenwel afstand van deze regel voor meerwaarden die worden gerealiseerd op aandelen in onroerend goed-vennootschappen. Wat de Franse belastingdienst in het verleden al probeerde op basis van het huidige verdrag en wat in 2020 bevestigd werd door de Franse Raad van State (Conseil d’Etat), werd nu officieel opgenomen in het nieuwe verdrag: Frankrijk mag meerwaarden gerealiseerd door Belgische rijksinwoners op aandelen van Franse onroerend goed-vennootschappen belasten. Zo zijn meerwaarden die een Belgisch rijksinwoner realiseert op aandelen in een vennootschap waarvan de waarde van de activa rechtstreeks of onrechtstreeks voor ten minste 50% bestaat uit Franse onroerende goederen in Frankrijk belastbaar.
Uitzondering: Onroerende goederen die de vennootschap voor haar eigen bedrijfsactiviteit gebruikt, worden buiten beschouwing gelaten. Bovendien geldt deze bepaling niet als het aandelen betreft die genoteerd zijn op een gereglementeerde beurs in de Europese Economische Ruimte. De Europese Economische Ruimte omvat de 27 lidstaten van de Europese Unie, IJsland, Liechtenstein en Noorwegen.
Deze nieuwe bepaling ligt in lijn met de gangbare praktijk inzake de belastbaarheid van inkomsten uit onroerende goederen. Dergelijke inkomsten zijn doorgaans belastbaar in de staat waar het onroerend goed gelegen is (zie ook hieronder).
“Inkomsten uit een onroerend goed zijn doorgaans belastbaar in de staat waar het onroerend goed gelegen is.”
Wat opvalt is dat deze bepaling ruim geformuleerd is. Zo lijkt Frankrijk meerwaarden te kunnen belasten die door een Belgisch rijksinwoner worden gerealiseerd op aandelen van een vennootschap die in een derde staat gevestigd is, aangezien het doorslaggevende criterium de waarde van het Frans onroerend goed is dat door een vennootschap wordt aangehouden en niet de staat waar deze vennootschap gevestigd is.
Bovendien beslecht het nieuwe verdrag dan wel de discussie omtrent de heffingsbevoegdheid over meerwaarden op aandelen in een Franse onroerend goed-vennootschap (zoals doorgaans het geval is voor een Franse SCI), maar lijkt het geen oplossing te bieden voor het risico op dubbele belasting van inkomsten die worden uitgekeerd door een Franse translucide vennootschap, zoals een Franse SCI die niet onderworpen is aan de Franse vennootschapsbelasting. Dit zorgt ervoor dat een Franse SCI een belastingaangifte indient in Frankrijk, maar dat de verschuldigde belasting op de (onroerende) inkomsten door Frankrijk wordt geïnd in hoofde van de (Belgische) aandeelhouders van de SCI. Indien deze inkomsten vervolgens worden uitgekeerd door de SCI, zal België deze inkomsten belasten in hoofde van de Belgische aandeelhouder(s) op basis van het zogenaamde ‘restartikel’ van het huidige verdrag. Hierdoor wordt een Belgische aandeelhouder twee keer belast op dezelfde inkomsten: een eerste keer door Frankrijk op de inkomsten van de SCI en een tweede keer door België wanneer deze inkomsten door de SCI worden uitgekeerd. Deze Belgische heffingsbevoegdheid over uitkeringen door een Franse translucide SCI werd bovendien tot tweemaal toe bevestigd door het Hof van Cassatie.
Niet-verhuurd Frans onroerend goed
Als u Frans onroerend goed bezit, bepaalt het nieuwe verdrag dat Frankrijk de inkomsten die u behaalt uit dit onroerend goed mag belasten. Dat is geen verandering ten opzichte van de huidige situatie.
Aangezien één van de doelstellingen van het (huidige en nieuwe) verdrag het vermijden van dubbele belasting is, kan men redelijkerwijs verwachten dat België deze inkomsten dan vrijstelt. Deze vrijstelling is (en was in het verleden al) niet absoluut. U dient deze inkomsten immers nog aan te geven in uw Belgische aangifte personenbelasting. U wordt hierop niet belast, maar de Belgische belastingdienst houdt rekening met deze (Franse) inkomsten om het belastingtarief te bepalen dat van toepassing is op uw andere inkomsten (‘vrijstelling met progressievoorbehoud’).
Bovendien stelt het nieuwe verdrag dat deze vrijstelling voor natuurlijke personen slechts toegepast kan worden indien deze inkomsten “effectief in Frankrijk belast zijn”.
Door deze laatste zinsnede zou niet-verhuurd Frans onroerend goed, dat geen (huur)inkomsten genereert, in België belast kunnen worden. Dergelijk onroerend goed kan in Frankrijk allicht effectief belast worden, bijvoorbeeld via de taxe foncière (het Franse equivalent van onze onroerende voorheffing), maar deze belasting kwalificeert mogelijk niet als een inkomstenbelasting en wordt daardoor niet geregeld door het nieuwe verdrag. Hierdoor dient België mogelijk geen vrijstelling (met progressievoorbehoud) te verlenen voor niet-verhuurd Frans onroerend goed en kan Belgische belasting – op basis van het vastgestelde kadastraal inkomen – niet uitgesloten worden. Naar verluidt werd dergelijk gevolg evenwel niet beoogd door de verdragsonderhandelaars zodat we kunnen hopen dat de Belgische belastingdienst hierover snel, bij voorkeur voor de inwerkingtreding van het nieuwe verdrag, meer duidelijkheid zal scheppen.
Verdere bepalingen in het dubbelbelastingverdrag
Interesten: Het verdragsartikel dat de heffingsbevoegdheid ten aanzien van interesten regelt, werd grondig gewijzigd in het nieuwe verdrag. Indien u als Belgisch rijksinwoner Franse interesten ontvangt, bepaalt het huidige verdrag dat, naast de Belgische belasting op deze interesten, Frankrijk gerechtigd is om 15% bronheffing in te houden. Het nieuwe verdrag stelt dat Franse interesten enkel belast mogen worden in België (op voorwaarde dat u de uiteindelijk gerechtigde van de ontvangen interesten bent) en Frankrijk dus geen 15% bronheffing meer mag aanrekenen.
Antimisbruikbepaling: Een antimisbruikbepaling werd opgenomen in het nieuwe verdrag waardoor de voordelen ervan, bijvoorbeeld een vermindering of vrijstelling van roerende voorheffing, ontzegd kunnen worden. Door deze bepaling kan een (Belgisch) rijksinwoner zich niet beroepen op een verdragsvoordeel wanneer redelijkerwijs kan worden aangenomen, rekening houdend met alle relevante feiten en omstandigheden, dat het verkrijgen van dit verdragsvoordeel één van de voornaamste doelen was voor het opzetten van een constructie of het verrichten van een transactie. Met andere woorden: als het bekomen van een fiscaal voordeel van het nieuwe verdrag één van de voornaamste doelen is voor het stellen van een welbepaalde handeling, dan kan de (Belgische) belastingdienst dit voordeel weigeren met verwijzing naar die antimisbruikbepaling.
Belangrijke deelneming (minstens 25%): Een nieuwe en ingewikkelde bepaling werd ingevoerd met betrekking tot voordelen die een natuurlijke persoon behaalt uit de vervreemding van aandelen (of andere bewijzen van deelneming of rechten) die deel uitmaken (of uitmaakten) van een ‘belangrijke deelneming’ in een vennootschap. Deze bepaling komt er op neer dat enige meerwaarde die door een Belgisch rijksinwoner wordt gerealiseerd op een belangrijke deelneming (van minstens 25%) in een Franse vennootschap in Frankrijk belast kan worden.
“Een meerwaarde die door een Belgisch rijksinwoner wordt gerealiseerd op een deelneming van minstens 25% in een Franse vennootschap kan in Frankrijk belast worden.”
Deze bepaling kan bijvoorbeeld van toepassing zijn op een Belgisch rijksinwoner die jaren geleden van Frankrijk naar België verhuisde en ten tijde van de verhuis een belangrijke deelneming in een Franse vennootschap aanhoudt. Zo wordt onder andere een natuurlijke persoon geviseerd die gedurende zes jaar, in de loop van een tijdvak van 10 jaar voorafgaand aan de verhuis van Frankrijk naar België, Frans rijksinwoner was en die op enig moment in een periode van vijf jaar voorafgaand aan de verhuis een belangrijke deelneming in een Franse vennootschap aanhield. Indien de natuurlijke persoon in het bezit was van deze deelneming op het moment van de verhuis van Frankrijk naar België en deze deelneming vervolgens verkoopt binnen de zeven jaar na de verhuis, kan Frankrijk alsnog enige meerwaarde die op deze verkoop wordt gerealiseerd belasten.