Deze fiscale actualiteiten zijn van belang voor vermogende particulieren en DGA’s
- 28 november 2024
Het einde van het jaar nadert. In 2024 is een nieuw kabinet gevormd en zijn Staatssecretaris van Financiën Marnix van Rij en zijn opvolger Folkert Idsinga inmiddels vertrokken. De nieuwe Staatssecretaris Tjebbe van Oostenbruggen staat voor een aantal fiscale uitdagingen, waaronder het box 3 dossier. Voor zijn komst werd in september het Belastingplan 2025 gepresenteerd met een aantal plannen die mogelijk impact hebben op u als vermogende particulier of DGA (directeur- grootaandeelhouder). Het Belastingplan 2025 is aangenomen door de Tweede Kamer. Op 17 december stemt de Eerste Kamer hierover. Graag informeren we u over enkele actualiteiten én delen we eindejaarstips.
Box 3 werkt nog met forfaitair rendement per vermogenscategorie
Op dit moment geldt voor uw box 3 vermogen de ‘Overbruggingswet box 3’. Dit wordt ook wel de spaarvariant genoemd, waarbij de fiscus kijkt naar de werkelijke vermogensmix. De volgende categorieën worden onderscheiden:
- Overige bezittingen
- Schulden
- Spaargeld
Bij het doen van uw aangifte gaat het om de vermogensverdeling op 1 januari (‘peildatum’). Voor deze drie vermogenscategorieën is voor de belastingheffing in box 3 nog steeds een forfaitair rendement het uitgangspunt. Verder is het goed om het volgende te weten:
- Het heffingsvrije vermogen bedraagt € 57.684 (2025).
- In geval van fiscaal partnerschap geldt het dubbele bedrag.
- Het huidige belastingtarief is 36% (2024). Dit tarief blijft in 2024 36%.
De forfaitaire rendementen per categorie verschillen in hoogte en datum van bekendmaking
Het forfaitaire rendement voor de categorieën spaargeld en schulden wordt pas in februari na het kalenderjaar bekend gemaakt. Voor het kalenderjaar 2024 weten we het dus pas komende februari. Het forfaitaire rendement op overige bezittingen is al eerder bekend:
- Voor 2024 gaat het om 6,04%
- Voor 2025 gaat het om 5,88%
In de voorlopige aanslag voor 2024 is rekening gehouden met een percentage van 1,03% voor spaargeld en 2,47% voor schulden.
Verschuiven tussen vermogenscategorieën voor jaareinde?
Cliënten vragen ons wel eens of het kan lonen om vermogen binnen box 3 te verplaatsen door bijvoorbeeld beleggingen met een hoog rendementspercentage om te zetten in spaargeld met een laag rendementspercentage. Of door meer schulden aan te gaan. Het antwoord hierop is duidelijk. Het omzetten van vermogensbestanddelen van bijvoorbeeld beleggingen naar spaargeld rondom de peildatum 1 januari tussen 1 oktober en 31 maart leidt niet tot een lagere belastingheffing tenzij sprake is van zakelijke overwegingen. Hiervoor geldt een arbitrageperiode van 3 maanden. De belastingplichtige zal eventuele zakelijke overwegingen op verzoek voldoende aannemelijk moeten maken.
Een voorbeeld
Het vermogen in box 3 bestaat uit € 500.000 spaargeld en € 500.000 beleggingen. Het totale vermogen bedraagt dus € 1.000.000. In de berekening is geen rekening gehouden met het heffingsvrije vermogen van € 57.000.
Het forfaitaire rendement reken je als volgt uit:
Spaargeld | € 500.000 maal 1,03% = € 5.150 |
Overige bezittingen | € 500.000 maal 6,04% = € 30.200 |
Totaal forfaitair rendement: | € 5.150 + € 30.200 = € 35.350 |
De belastingheffing in box 3 bedraagt: | € 35.350 maal 36% = € 12.726 |
Wet werkelijk rendement box 3
De Staatsecretaris van Financiën streeft in box 3 naar een belastingheffing op basis werkelijk rendementen, ook wel de ‘Wet werkelijk rendement box 3’ genoemd. Onlangs heeft de staatssecretaris bevestigt dat de Belastingdienst niet over voldoende capaciteit beschikt om het toekomstige box 3 stelsel per 1 januari 2027 in te voeren. De hersteloperatie naar aanleiding van de arresten van 6 juni van dit jaar kost de Belastingdienst veel tijd.
Box 3: stand van zaken
In december 2021 oordeelde de Hoge Raad dat het box 3-stelsel vanaf 2017 het verdragsrechtelijke discriminatieverbod en eigendomsrecht schendt als het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement. Toen bood de Hoge Raad rechtsherstel door box 3 te heffen op basis van het werkelijke rendement.
Om uitvoering te geven aan het rechtsherstel, heeft de wetgever voor de jaren 2017 tot en met 2022 de Wet rechtsherstel box 3 (hierna: Herstelwet) ingevoerd. Deze wet kent forfaits die het werkelijke rendement zo goed mogelijk zouden moeten benaderen. De vraag die in veel procedures voorlag was of de Herstelwet vanwege die forfaits nog steeds het discriminatieverbod en eigendomsrecht schendt. Naar aanleiding van die procedures oordeelde de Hoge Raad op 6 juni 2024 dat de Herstelwet nog steeds het discriminatieverbod en het eigendomsrecht schendt als het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement. In die gevallen moet naar het oordeel van de Hoge Raad rechtsherstel geboden worden.
De belastingaanslag moet dan zo ver worden verminderd, zodat alleen nog belasting in box 3 betaald wordt over het werkelijke rendement. De Hoge Raad oordeelt dat ditzelfde geldt voor de Overbruggingswet box 3 die vanaf 2023 geldt. Deze wet regelt, op bijna dezelfde wijze als de Herstelwet, de box 3-heffing vanaf 2023.
Vooralsnog hoeft u over het algemeen nog niet in actie te komen. De staatssecretaris wil het een en ander namelijk eerst nog in wetgeving opnemen, waarmee met een beoogde inwerkingtreding op 1 juni 2025, een wettelijke tegenbewijsregeling ontstaat. Ook het al eerder aangekondigde formulier opgaaf werkelijk rendement (OWR) waarmee u straks uw werkelijk rendement kunt opgeven is waarschijnlijk pas in juni 2025 beschikbaar.
Als u een definitieve aanslag ontvangt, overleg dan altijd met uw fiscalist of het verstandig is om uw rechten veilig te stellen en tijdig bezwaar te maken daartegen. Ook kan het nog nodig zijn om uiterlijk 2024 een verzoek om ambtshalve vermindering in te dienen tegen uw onherroepelijk vaststaande aanslag 2019. Overleg ook daarover met uw fiscalist.
Deze arresten staan overigens los van de zogenaamde ‘massaalbezwaarplusprocedures’ voor de jaren 2017-2020 voor de belastingplichtigen die op of voor 24 december 2021 niet (tijdig) bezwaar hadden aangetekend tegen de aanslagen inkomstenbelasting. De massaalbezwaarplusprocedures bevinden zich nog in een beginstadium.
We kunnen niet aangeven wanneer en hoe de Hoge Raad in deze procedures zal oordelen. Dat kan nog maanden duren. Behoort u tot deze groep belastingplichtigen? Dan hoeft u ook nog geen (nadere) actie te ondernemen.
Vanaf 2025 gaat de belasting in box 2 mogelijk omlaag
U betaalt box 2-heffing in geval uw BV dividend aan u uitkeert. In 2024 is een tweeschijvenstelsel geïntroduceerd. Op basis van het Belastingplan gaan de tarieven er vanaf volgend jaar (2025) er als volgt uitzien:
- Tot € 67.000 geldt een tariefsverlaging tot 24,5% (blijft hetzelfde).
- Daarboven geldt een tarief van 31% (is nu 33%).
In geval van fiscaal partnerschap mag u beiden van deze grens gebruik maken (€ 134.000).
Dividend uitkeren?
Als u jaarlijks een bedrag in privé nodig hebt voor bijvoorbeeld de aanvulling op uw inkomen of pensioen en dit valt binnen de 24,5% schijf, dan kan het gunstig zijn om jaarlijks dividenduitkeringen te doen.
Met ingang van 2025 gaan de dividenduitkeringen echter ook invloed hebben op de algemene heffingskortingen. Tevens heeft de uitkering van dividend vanaf 2025 invloed op mensen met recht op ouderenkorting. Concreet betekent dit in voorkomende gevallen dat de effectieve heffing hoger is dan het tarief van 24,5%. Tot en met 2024 heeft alleen nog het inkomen in box 1 invloed op de afbouw van de algemene heffingskorting.
Houd rekening met de inwerkingtreding van de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap
In 2020 is het wetsvoorstel´Wet excessief lenen bij eigen vennootschap´ gepresenteerd. Doel is het ontmoedigen van excessief lenen bij de eigen vennootschap, aangezien het kabinet van mening is dat een aanmerkelijkbelanghouder (ab-houder) de mogelijkheid heeft om belastingheffing langdurig uit te stellen. Een ab-houder is iemand die 5% of meer van de aandelen in een vennootschap houdt.
Een DGA moet vanaf 2023 inkomstenbelasting in box 2 betalen over leningen van een vennootschap, voor zover die leningen aan het einde van het kalenderjaar méér bedragen dan € 700.000 en niet zijn aangegaan ter financiering van de eigen woning. Per 1 januari 2023 wordt aan het eind van elk kalenderjaar het totaal aan schulden van de ab-houder aan de eigen vennootschap berekend. Het deel van de schulden dat de € 700.000 te boven gaat, wordt vervolgens als fictief regulier voordeel in box 2 belast. In 2024 wordt de grens van € 700.000 verder teruggebracht naar € 500.000.
Let op
Het Belastingplan 2025 is al door de Tweede Kamer maar nog niet door de Eerste Kamer. Dat gebeurt pas op 17 december.
Schenken in 2024
U kunt uw (klein)kinderen helpen door de vrijstelling te schenken. Ouders mogen in 2024 per kind € 6.633 belastingvrij schenken. Voor kleinkinderen (of anderen) geldt een vrijstelling van € 2.658. U mag eenmalig de verhoogde vrijstelling van € 31.813 schenken aan kinderen van 18 tot 40 jaar.
Neem gerust contact op bij vragen
Heeft u specifieke vragen over de mogelijke impact van de aanstaande wijzigingen op uw financiële positie en planning? Neem gerust contact op met uw private banker. Wij helpen u graag verder.